Je hebt twee soorten studenten: zij die op kamers gaan en zij die nooit zullen weten hoe een echt studentenleven eruit ziet. Ook al heb je thuis lieve en begripvolle ouders waaraan je geen verantwoording hoeft af te leggen. Ook al wassen je ouders je kleren en koken ze ook nog eens verdomd lekker. Ook al is de kamer in je ouderlijk huis groter dan de studentenkamer waar al het geld van je bijbaan heen zal gaan. Ook al heb je thuis een eigen badkamer of misschien zelfs wel een zwembad en moet je in je studentenhuis iedere dag wachten tot de douche vrij is. Niets is beter dan het huis uit gaan en enkel nog je dikke eigen goesting doen (zoals ze dat in Vlaanderen zeggen). Althans, dat is mijn bescheiden mening.
Ik heb er geen seconde over getwijfeld dat ik op kamers moest. En wat heb ik een pak goede herinneringen aan mijn tijd in de Broekhovenseweg. De gezamenlijke maaltijden met de beste huisgenoten die ik me kon wensen, de spellenavonden, de stapavonden, de concerten in 013 en altijd iemand die mijn band wilde plakken of het kratje bier wilde dragen. Op maandag naar ‘Jodium prikt’, op dinsdag naar de film bij Cinecitta, op woensdag dansen en desperado’s drinken bij Extase en heel hard meezingen met Suds & Soda, op donderdag eerst naar Polly en dan naar Cul de Sac. Poolen in die foute hal achter het spoor, baantjes trekken in het zwembad om de hoek. Als ik een weekend niet naar mijn ouders ging, haalden huisgenoot F en ik heerlijkheden bij die goddelijke bakker op het Pater van den Elsenplein. Om vervolgens samen te ontbijten.
Dus toen een oud-studiegenoot die inmiddels in Utrecht woont, vroeg waar we af zouden spreken, antwoordde ik meteen ‘Tilburg!’ De leuke jongen uit de trein en ik namen – uiteraard – de trein. Naast ons zaten drie van de meest oppervlakkige en verwende studenten die ik ooit van dichtbij heb gezien en vooral gehoord. Dat ze aan het eind van de maand vaak hun ouders nog om een paar honderd euro extra vroegen en dat ook kregen. Dat ze nooit zelf kookten, behalve heel soms verse pasta met saus uit een pot. Dat ze een periode gingen studeren in de VS en dat hun ouders gigantische bedragen hadden neergelegd om ervoor te zorgen dat ze een goede plek op de campus zouden krijgen.
“Ja want ik ben zielig”, antwoordde een van de vrouwen, toen de man in het gezelschap vroeg of ze altijd kreeg wat ze wilde. “Ik ben enig kind en had op vakantie dus nooit iemand om mee te spelen.”
“Ik heb afgelopen maand super veel van mijn ouders gehad”, vertelde de tweede vrouw. “Ik heb echt wel hard gewerkt om mijn tentamens te halen en toen had ik echt geen puf om ontbijt te maken ofzo. Ik heb de hele maand croissantjes gehaald en eten laten bezorgen en dat is natuurlijk duurder, dat snapten mijn ouders wel.”
De man trakteerde de schaars geklede vrouwen vervolgens op een heleboel verhalen over de ‘chickies’ die hij had ‘gefixt’ en ‘geregeld’ en hoe veel drankjes hem (lees: zijn ouders) dat kostte.
Voor dit drietal is enkel nog je dikke eigen goesting doen net zo vanzelfsprekend als drinken en poepen. De 2.0 versie van mijn studententijd waarin soms een stukje maand overbleef aan het eind van mijn studiefinanciering. (Maar ik had het absoluut niet slecht, mijn ouders betaalden mijn huur).
Zou dit drietal over een paar jaar met net zulke warme gevoelens aan hun studententijd terugdenken als ik?