Ik ben Geografisch Gehandicapt. Mijn richtingsgevoel is dermate onderontwikkeld dat ik standaard de verkeerde kant uit wijs naar oost of west, koffieshop of domtoren, of wat dan ook.
Het is tijdrovend om een uur voor een afspraak te vertrekken, terwijl de ontmoetingsplek nog geen 3 kilometer verderop ligt. Het is treurig om bij elke wegomleiding of onvindbare richtingaanwijzer in de stress te schieten. Het is diep triest om na ruim een jaar nog steeds de verkeerde kant op te lopen als ik het kantoor van de eindredacteur achter me dichttrek en op weg moet naar de receptie.
Ik heb dan ook een diep respect voor mensen die na een eerste bezoek aan een stad de plattegrond meteen voor eeuwig in hun hoofd hebben. Of voor mensen die stranden in plaats X en die dan toch via een binnendoorweggetje richting plaats Y nog keurig op tijd zijn voor hun sollicatatie in plaats Z en dan zonder TomTom. Hoe doen ze dat dan, vraag ik me vertwijfeld af en dan probeer ik me tevergeefs dat binnendoorweggetje voor de geest te halen.
In Utrecht kan dat dus ook, verdwalen. Nu vind ik het nog leuk. Om elke straathoek een nieuwe ontdekking. En ik kom altijd weer thuis. Want de richtingaanwijzers naar Jaarbeurs en Centraal Station zijn niet te missen en laat ik daar nou praktisch naast wonen. Dus ik dank huisgenoot K op mijn blote knietjes voor deze kamer. Want als verdwalen niet meer leuk is (lees: als ik weer een ritme heb en dus altijd haast om van unie naar sportschool of van bijbaan naar kroeg te komen) dan is het verdomde mooi meegenomen dat ik na een lange dag mijn warme bedje terug kan vinden.