“Weet je wat het ergste is, alleen zijn, niemand hebben om tegen te praten.” We hadden net een toast uitgebracht op mijn tante. Het was gister alweer een jaar geleden dat ze overleed. Mijn oom nam het woord. Hij had het moeilijk.
Oom J is een ‘man-man’. Hij houdt zich groot, vraagt niet om hulp, en begint nooit als eerste over hoe hij zich voelt. Ik denk dat hij wel weet dat ik het meen als ik zeg dat hij altijd langs mag komen als hij eenzaam is, dat hij altijd welkom is voor een koffietje en een praatje. Toch zal hij nooit bellen om iets af te spreken.
Vertederend om te zien dat hij wél iemand heeft om tegen te praten. Waarschijnlijk hele verhalen, als er niemand anders bij is. Iemand die niets terug zegt en met zijn kleine tandjes venijnige gaatjes maakt in blote armen en alle planten in de tuin. Iemand die stilletjes achter een struik verdwijnt om te poepen. Iemand die in volle vaart uitglijdt op de tegelvloer in de keuken en daar toch weer vrolijk stuiterend vandaan komt. Lang leve Max.