De grappigste en de kortste “gesprekken” heb ik ter hoogte van de drugsbootjes, om de hoek van ons huis. Ze variëren meestal van een eenzijdig “ksst, kssst” tot het iets uitgebreidere “hee meisje, mag ik met je mee?” waarop ik meestal “nee, bedankt” antwoord. Als ze me achterna beginnen te lopen, sla ik mijn eigen zijstraat over en maak ik een ommetje. Echt bang ben ik nooit. Echt grof zijn ze gelukkig ook nooit. Maar leuk is anders.
Soms komen ze ineens origineel uit de hoek, de mannen in hun leren jasjes, met hun voorraadjes wiet in hun binnenzakken en de rolletjes bankbiljetten in hun broek. Diep weggedoken in mijn groene jas, probeerde ik zo snel mogelijk thuis te komen. Vanuit een portiek sprong één van de opdonders voor mijn neus: “Hee groentje, mag ik je versieren?”