Of ik de laatste tijd iets met leeftijd heb? Nee hoor.
Maar toch.
Hoe ouder je wordt, hoe sneller de tijd lijkt te gaan. Tenminste, ik geloof dat de meeste mensen hier ‘last’ van hebben.
Nu de zomer op zijn laatste, stevig in rubberlaarzen gestoken benen loopt, bedacht ik mij ineens hoe lang op vakantie gaan vroeger duurde. Met ons tweetjes achterin ’t Renault-4tje met vouwwagen. Voordat we in Frankrijk waren hadden we al drie kleurboeken vol, 86 keer ‘ik zie ik zie’ gespeeld en tot 95 coupletten van ‘een potje met vet’ gezongen. Die paar uurtjes, met keurig om de twee uur een stop, leken even lang te duren als deze reis die een volledig weekend in beslag nam.
Tegenwoordig vliegt de tijd. Het lukt me nauwelijks om tussen Maastricht en Brussel een hoofdstuk te lezen, mijn nagels te vijlen en het landschap te bestuderen. Drie keer met mijn ogen knipperen en ik ben er.
Vroeger, toen ik nog een klein meisje was dat in bomen klom en vrijwillig om 6.30 uur opstond om de boer te helpen met het melken van zijn koeien, leek het wel drie jaar te duren voor ik weer eens jarig was. Het duurde minstens een maand van het kringgesprek op maandagmorgen tot de weekafsluiting op vrijdagmiddag. En zelfs de zomervakantie had iets oneindigs.
Ik werd eergisteren pas 30 en ineens ben ik al 35.
Ja, daar is een wetenschappelijke verklaring voor, dat zal allemaal wel. Maar het bevalt me niet zo goed. Tips om de tijd langzamer te laten gaan?