“Nanotechnologie, wat weet je daarvan?”
“Niets.”
“Kun je er een stuk over schijven, voor een projectplan waar miljoenen mee gemoeid zijn?”
“Ja hoor, geen probleem.”
“Dat interview vanmiddag, dat is met zes mensen tegelijk. Kan zijn dat ze af en toe door elkaar heen praten, want iedereen is heel enthousiast over de bouwplannen.”
“Maakt niet uit, ik zorg dat ik van iedereen een mooie quote krijg.”
“Crisiscommunicatie, wat denk je daarvan?”
“Lijkt me spannend, maar ik denk dat ik het wel kan.”
Over het algemeen ben ik geen stresskip en raak ik niet snel in paniek. Ik zeg ja op iedere opdracht en doe mijn uiterste best om alles wat me wordt verteld foutloos en lekker leesbaar op (digitaal) papier te zetten. In mijn vorige blog omschreef ik mijn werksituatie als ‘ongelofelijke luxe’.
Hard werken combineerde ik tussen augustus en april met een veeleisende verbouwing en sindsdien met een tjokvol sociaal leven. De afgelopen weken was ik meer avonden niet dan wel thuis.
Ineens, of misschien toch niet zo heel erg ineens, is de grens bereikt. Of erger, ik denk dat ik er al overheen ben gegaan. Maandag reed ik huilend van een opdrachtgever terug naar huis. Niet omdat het interview slecht ging. Niet omdat de koffie slecht was. Ook niet omdat ik zo’n hekel aan autorijden heb. Wel omdat ik op dat moment zeker wist dat ik niet de kwaliteit kon leveren die ik wilde. En de deadline was weer eens ‘gisteren’.
Weten dat je tekort gaat schieten, doet pijn. Vanaf dat moment zit er een knoop in mijn maag en onrust in mijn hoofd.
Is het al bijna vakantie?
Pingback: Zen zonder zen-activiteiten? | Ja, nee, misschien, bij buien