9 december 2021
Vandaag 19 jaar geleden maakte ik de langste treinreis van mijn leven. Van Tilburg terug naar huis. Een winteravond. Het was koud. Het was donker. Ik was de laatste persoon op weg naar de woning die nooit meer hetzelfde zou zijn. Omdat ik die dag lang niet bereikbaar was. Tot dat telefoontje op de vaste telefoon in het studentenhuis. Mijn fiets was kapot of kwijt. Ik moest naar het station. Ik mocht op de fiest van een huisgenoot. Dacht er nog wel aan om die af te sluiten. Maar mijn huisgenoot zou zijn fiets nooit meer terugzien. De fietsensleutels gingen met mij mee. En ik bleef een tijdje weg.
Alsof de situatie nog niet erg genoeg was, had de trein vertraging. J zou me in Bunde van het station halen. Ik wilde hem bellen dat ik later kwam. In plaats daarvan belde ik de studiegenoot waarmee ik stage liep. We hadden elkaar niet gezien op het kantoor van Amnesty International. Ik was daar die dag niet en heb geen idee meer waarom.
“Hee Lieke, hoe is het?”
“Goed! Maar ik belde jou per ongeluk, moest eigenlijk iemand anders hebben.”
Ik zei zonder nadenken dat het goed met me ging. Terwijl ik me nog nooit zo slecht had gevoeld. Raar hoe dat werkte in mijn hoofd. En nog steeds werkt. ‘Goed’, is het standaardantwoord. Ook als het helemaal niet zo goed gaat. Ik probeer te genieten, dromen niet uit te stellen, nu te leven omdat het zomaar ineens voorbij kan zijn. Maar dat lukt me lang niet altijd. In deze tijd van het jaar lukt het me zelfs bijzonder slecht. Daar zit ook corona voor iets tussen. En hoe onverantwoord en polariserend we daar met zijn allen mee omgaan. Voor het eerst zijn we op jouw sterfdag niet compleet. Want jouw jongste dochter heeft het virus opgelopen.
Ik schreef het deze week ook al op mijn zakelijke blog, dat ik iedereen leuk werk en een leuk leven wens en dat ik niet zo veel snap van al dat sparen voor later of van met tegenzin naar je werk gaan. Want misschien is er geen later. En hoe veel spijt heb je dan van alles wat je niet deed? Toevallig (?) droomde ik vannacht dat ik in China was. Het land dat jou zo fascineerde, het land dat je zou bezoeken als… Ja, wanneer zou je gegaan zijn?
Papa, ik geloof er niets van en toch hoop ik dat je naar ons kijkt. Naar je vrouw en kinderen. En dat je tevreden bent met wat je ziet. Dat je trots bent. Op ons allemaal. We zijn geen gemakkelijke mensen. We kunnen klagen (ik waarschijnlijk het meest). We spartelen soms. Maar we hebben ons leven verdomd goed voor elkaar. We zijn blij met het werk dat we doen. En we doen dat zonder kruiwagens, zonder achterkamertjes, zonder ellebogenwerk. Zoals jij op je werk ook steeds stappen zette zonder je iets aan te trekken van ongeschreven regels en hielenlikkerij. Eerlijk duurt het langst en als jezelf kom je het verst.
Een andere les die ik van jou leerde: vergeet niet om te staren. Jij had staartijd en slaaptijd (“even nadenken”). Staren naar de vlammen in de open haard, naar de vissen in de vijver, of over de zee naar de horizon.
Mooi geschreven Liek 😘
Tot straks, op een beeldscherm 😕
De bubbels liggen koud om straks met mama en Luuk te proosten, en met jou digitaal. Super jammer dat je er niet bij bent.
Heel mooi geschreven schone zus!
Dankjewel schone broer!