Als ik over een kleur- en geurrijke markt struin of tapas eet op een terras met uitzicht op zee, ga ik dromen. Dromen van een leven in traagheid. Een buitenleven.
Ik droom dat ik gelukkiger zal zijn als ik vanachter mijn laptop uitkijk over olijfboomgaarden of zonnebloemvelden. Zittend in mijn tuin waar kruiden, fruit en groenten weelderig groeien, typ ik af en toe een column of een blog. Of misschien doe ik iets heel anders. Een kamer verhuren voor de inkomsten en verder een beetje tuinieren en boekjes lezen. Ik leef in elk geval een ‘basic’ leven, met weinig materiële behoeften. Blote voeten in het gras.
Mijn overvolle, onoverzichtelijke eet- annex schrijftafel van waarachter ik dit stukje typ, is er ver weg. Grijsheid en haast zijn nergens te bekennen. Nooit meer het geluid van die idiote verkeersregelaar met zijn snerpende fluit. Geen winters die zo lang duren dat je aan het eind van het seizoen soep kunt koken van je winterjas.
Over een dikke week is het zo ver, dan gaan we op vakantie. Als een naïeve dromer zal ik een week doorbrengen onder de zon. En dan huiswaarts keren. En weten dat het bij dromen blijft. En dat het goed is zo.