Het is 18.30 uur. Misschien wat vroeg, maar toch geen heel uitzonderlijk tijdstip om een restaurant binnen te lopen. We kiezen voor een sushirestaurant. Het is er leeg en een beetje donker. De stilte is er oorverdovend. Het enige geluid komt uit het aquarium waarin verveelde vaaloranje vissen zwemmen. De pomp van het glazen gevaarte klinkt als een toilet dat na het doorspoelen is blijven lopen. Onze eerste indruk is niet bijzonder positief, maar we durven het wel aan, ondanks de goedkope tegeltjes tegen de wanden, die meer aan een shoarmatent doen denken dan aan een plek waar je verfijnde Japanse gerechten krijgt.
Van achter de toog duikt een jongetje op dat niet ouder kan zijn dan 12. Er volgt een wonderlijk gesprek, waarbij het jongetje ons nauwelijks aan durft te kijken.
“Willen jullie Chinees of Japans, want Chinees hebben we niet?”
“Haha, doe dan maar Japans.”
“Hebben jullie gereserveerd?”
Wij kijken het restaurant in en worden aangestaard door veertig lege stoelen.
“Nee we hebben niet gereserveerd, is dat erg?”
Het duurt lang voordat er een volwassene het restaurant binnen loopt, het duurt lang voordat deze meneer besluit om menukaarten te brengen, en het duurt een eeuwigheid voordat hij onze bestelling komt opnemen. Wij worden er een beetje zenuwachtig van, want we zijn onderweg naar een concert waar we geen noot van willen missen.
Het personeel blijkt gespecialiseerd in het stellen van bijzondere vragen. De meneer komt terug met een kannetje saké en vraagt aan mijn buurjongen: “Waar zal ik het neerzetten?”
Zijn gevatte antwoord: “Nou, zet het maar voor me op tafel.”
En verder gaat het grote wachten. Het duurt nog een dik half uur voor de eerste gerechtjes op tafel staan. Gerechtjes waarmee ons wachten niet echt wordt beloond. De zalmsushi druipt van het vet, tussen de sojabonen zit een haar, de futomaki vallen uit elkaar en de temaki zijn taai. Toch bestellen we nog een tweede ronde, want het concept is ‘all you can eat’ waarvoor we veel geld per persoon moeten neertellen. Bovendien moeten we een bodem leggen voordat we bij de jaren ’90 helden van dEUS uit ons dak kunnen gaan.
Bij het brengen van de tweede ronde, waar we ook weer een half uur op wachten, stoot de meneer een sojakannetje om. “Dat was niet de bedoeling”, is alles wat hij erover zegt. Het ligt bij ons allemaal op de lippen om te reageren met “Er gebeuren hier wel meer dingen die niet de bedoeling zijn!” Maar we houden ons in, goed opgevoed als we zijn.
We hadden vijf rondes mogen nuttigen, maar moeten er noodgedwongen vandoor na de tweede. Niemand vindt het erg.
Het bleef nog lang onrustig in Zwolle. En in onze magen.