Vroegen vriendinnetjes een pop voor hun verjaardag, dan vroeg ik een houten trein of een garage waar je autootjes vanaf kon laten rijden. Ik las liever de VPRO-gids dan de Yes. Liever de boeken over De Kameleon dan die van Afke’s Tiental. Ik hield niet van de kleur roze. Ik klom graag in bomen, verstopte me tussen de hooibalen op de boerderij of tussen het mais in het veld aan de overkant en ik was niet vies van modder. Ik ging liever fietsen dan knutselen. Jurkjes en sieraden droeg ik zelden, want die waren niet praktisch bij al deze activiteiten.
Inmiddels hangen er meer jurkjes in mijn kast dan broeken, heb ik oorbellen, armbandjes en kettinkjes in bijna alle kleuren zodat kleding en sieraden altijd met elkaar ‘matchen’ en staan tussen mijn uitgebreide assortiment gympen en laarzen ook elegante pumps en sleehakken. Ik zal nooit voorop lopen qua mode en heb geen verstand van crèmepjes of kapsels, maar als ik zin en tijd heb, loop ik er best mooi bij (al zeg ik het zelf).
Daar gaat een heel gevecht aan vooraf, want als ik iets niet kan, dan is het mezelf opmaken. Een lijntje boven mijn ogen moet ik minstens drie keer zetten per oog en weer wegvegen met een wattenstaafje en weer zetten… Mascara belandt behalve op mijn wimpers altijd ergens boven mijn ogen, tot in mijn wenkbrauwen aan toe. Oogschaduw beperkt zich ook nooit tot mijn oogleden, maar zoekt zijn eigen weg door mijn gezicht of het komt op mijn handen terecht die ik vervolgens nietsvermoedend aan mijn schone shirtje afveeg. En dan heb ik het nog niet over het subtiel aanbrengen van een kleurtje op mijn wangen, op dagen dat ik bleek zie van vermoeidheid. Waarom spetteren die tubes foundation altijd als je erin knijpt? En waarom vergeet ik dat elke keer dat ik ze gebruik?
Als de make-up eindelijk goed zit, komt mijn onhandelbare, pluizige bos krullen er nog achteraan. Minstens honderd haarspeldjes en haarbandjes in allerlei kleuren wonen in mijn badkamerla naast een uitgebreid assortiment aan haarsprays, wonderserums, voedende oliën en weet ik het wat nog meer. Toch eindigt mijn haar meestal in een staart. Na luid gevloek welteverstaan. Sommige speldjes sneuvelen al voordat ik er één keer mee de deur uit geweest ben.
Het is maar goed dat ik als zelfstandige werk en ik zelden ergens op een bepaalde tijd hoef te zijn. Het is maar goed dat het me meestal niet uitmaakt hoe ik erbij loop. Comfort verkies ik bijna altijd boven schoonheid. En schoonheid komt sowieso van binnenuit. Toch? 😉
Maar ik vraag het me wel af; hoe doen die vrouwen dat die er altijd als ik ze tegenkom uitzien om door een ringetje te halen?