Gisteren was het zestien jaar geleden dat jouw hart op een ijskoude maandag stopte met kloppen. Ieder jaar rond jouw sterfdag schrijf ik iets. Vorig jaar schreef ik je een brief vol mooie herinneringen. Dit jaar worstel ik met de invalshoek. Heb ik alles al gezegd?
Dat jij dood bent, is niet meer waar ik mee opsta en naar bed ga. Ik kan over je praten zonder tranen. Naar ‘jouw’ muziek luisteren zonder mijn adem in te houden. Foto’s van vroeger kijken en lachen om de gekke bekken die je trekt. Maar je zit vaak in mijn hoofd. Als ik aan je denk, is dat meestal in vragende vorm. “Wat zou papa ervan vinden dat…?”
Als ik nieuwe muziek hoor, probeer ik in te schatten of je het had kunnen waarderen. Als ik ergens ga eten, raad ik soms wat jij van de menukaart zou kiezen. Maar ja, herinneringen aan het verleden bieden geen garanties voor de toekomst. Zou je nog leven, had je misschien een heel andere smaak ontwikkeld. Luisterde je nu misschien naar metal en bestelde je salades?
Ik mis je nog steeds. En soms keihard. Omdat ik denk dat sommige conflicten nooit zouden zijn ontstaan. Jij zou ze met je gevoel voor humor en talent voor relativeren geen kans geven. Omdat ik denk dat je soms mijn kant zou kiezen. Uit de grond van mijn hart: wat zou ik jouw steun soms goed kunnen gebruiken.
Maar kleine meisjes worden groot. Ook zonder jou. -x-

Foto door Kaboompics .com op Pexels.com