Boos. Blij. Bang.

Boos, blij, bang. Het begint alle drie met dezelfde letter. Ik voel het allemaal tegelijk.

Boos op die gevaarlijke gek van een Poetin die – oh barmhartige samaritaan dat hij is – Oekraïense burgers een vluchtroute naar Rusland biedt. Denazificering. Serieus?!?

Boos omdat het nu ineens allemaal kan. Opvangplekken in iedere veiligheidsregio en zelfs bij mensen thuis. Miljoenen euro’s sorten bij 555. Vluchtelingen ophalen. Asielprocedures overboord gooien. Gratis openbaar vervoer. Met wapperende vlaggen onze solidariteit tonen. Boos dat het al die andere keren niet kon, omdat de mensen niet genoeg op ons leken.

Hoe kijken Syriërs of Afghanen hiernaar? We kunnen moeilijk beweren dat er daar geen oorlog is. En hoe moeten Italië en Griekenland zich hierbij voelen? Europese landen die we iedere keer in hun eigen sop laten gaarkoken als er weer een boot met vluchtelingen arriveert. Want zo zijn de regels, het eerste Europese land waar mensen aankomen, moet het maar uitzoeken. In Griekenland ‘verblijven’ (wonen kan ik het niet noemen) mensen soms al jaren in mensonterende kampen. En als er een kamp afbrandt bouwen we gewoon een nieuw op een nog slechtere plek met nog slechtere omstandigheden.

De Afghanen evacueren die ons leger bijstonden vergaten we voor het gemak, of in ieder geval zou het zo’n vaart wel niet lopen. Pas toen onschuldige burgers al om hun oren werden geschoten, kwamen we in actie. Too little too late. Mijn hart breekt als ik aan de Afghaanse meisjes en vrouwen denk die een paar jaar naar school gingen of werkten en nu weer zijn opgesloten. “Maar misschien zijn de taliban deze keer wat minder wreed dan toen ze de vorige keer aan de macht waren.”

Blij om dezelfde redenen. Dat we het dus wél kunnen: mensen met open armen ontvangen, geld inzamelen, noodhulp leveren, politieke en religieuze verschillen opzij zetten, solidair zijn. Ik zag ontelbaar veel hartverwarmende acties voorbij komen. Kinderen keren hun spaarpot om. Er wapperen ontelbaar veel blauwgele vlaggen. Zo mooi om te zien.

Blij met een hele vieze bijsmaak omdat dit misschien het zetje is dat we nodig hebben om eindelijk onze huizen te isoleren, een extra trui aan te trekken, wat vaker op de fiets te stappen.

Blij dat het ondanks alles gewoon lente wordt.

Bang. Omdat die gevaarlijke gek nog heel veel onvoorspelbare dingen kan doen en hoe dan ook nog heel veel mensen de dood in jaagt. Bang voor de verwoesting. Bang voor de nasleep.

Bang dat we uiteindelijk allemaal gaan lopen klagen over de hoge energieprijzen. Zodat onze principes toch weer overboord gaan. Zodat het niet blijft bij die ene goedkope portie olie die Shell nog van Rusland kocht (“Maar de winst gaat naar Oekraïne!”), maar dat onze politici zwichten voor ons geklaag en de belastingen op brandstof omlaag doen, met vooral het milieu als verliezer. Zo leren we het natuurlijk nooit.

Bang ook dat onze solidariteit met de Oekraïners maar van korte duur is. “Het zijn er toch wel erg veel, en ze blijven toch wel erg lang, en ze pikken onze banen in, en hun eten stinkt, en ze zijn toch wel heel gelovig, en …”

Boos. Blij. Bang.

En verdrietig. Dat ook.