Lieve heldin,
Je houdt nu al net zo veel van reizen als ik en kan niet wachten tot we op vakantie gaan. Deze week moesten we naar het ziekenhuis om een spuit tegen hepatitis (jij) en DTP (je mama en ik) te laten zetten. Ik ging als eerste en deed mijn best geen spiertje te vertrekken, want je lette goed op mijn gezicht. Daarna ging jij. Vol zelfvertrouwen liep je naar het bed, ging zitten en stroopte je mouw op. Je mama zat voor de zekerheid naast je om je arm vast te houden, maar dat was niet nodig, je gaf geen krimp.
Je sprong van het bed, liep naar me toe, kwam dicht tegen me aanstaan en zei zachtjes ‘au’. Daarna keek je ingespannen naar je mama’s gezicht toen zij haar spuit kreeg om te zien of ze net zo dapper was als jij. Terug op de gang ontspon zich het volgende gesprek:
Jij (met een grote lach op je gezicht): “Waar gaan we nu naartoe?”
Mama: “Naar de auto en dan naar huis.”
Jij (met een boos gezicht): “Ik heb een spuit gehad, dus ik mag naar Benin.”
Mama: “Dat is nog heel veel nachtjes slapen.”
Ik: “We gaan eerst nog carnaval vieren en jouw verjaardag en dan gaan we pas op vakantie.”
Jij (huilend): “Maar ik wil nu!”
We zijn allebei ongeduldig, jij en ik. Gelukkig weet ik dat de komende maanden voorbij vliegen. Jij zult nog wel een paar keer aan mama vragen wanneer we nou eindelijk gaan vliegen. Het concept ‘tijd’ dringt nog niet helemaal tot je door. Maar we gaan en we gaan er iets moois van maken.