18.00 uur. Tankstation langs de Kempische Steenweg in Hasselt. Ik heb getankt en wil betalen. Een magere, onrustige vrouw met een blonde paardenstaart staat voor me.
“Bedankt hè, saluukes.”
“Mevrouw, u heeft niet betaald. Onvoldoende saldo.”
“Djuh, nee toch, dat is niet mogelijk.”
“Jawel mevrouw, kijkt u maar.”
“Ah ja, laat u dit lot dan maar weg.”
De mevrouw pint opnieuw.
“Nog steeds onvoldoende saldo.”
“Ah ja, ik heb vanmiddag op het werk iets te drinken gekocht, dat zal het zijn. Laat u het pakje kauwgom dan ook maar weg.”
De mevrouw pint opnieuw.
“Mevrouw, dit gaat niet goed. We kunnen niet bezig blijven.”
“Jawel, laat dat wedformulier dan ook weg. Ik houd alleen het kraslotje.”
“Echt waar?”
“Ja, nu gaat het lukken, ik weet dat.”
De mevrouw pint opnieuw. Het lukt. Ze vertrekt. En ondanks alles wenst ze de meneer achter de balie een fijne avond.
“Jaja, u ook”, mompelt de meneer. Hij rolt eerst met zijn ogen en laat zijn hoofd vervolgens theatraal op de balie rusten. Daarna spreidt hij zijn handen ten hemel. “Dat is toch niet normaal. Het ging om een paar euro!” Hij is even stil, terwijl ik mijn pincode intoets. Daarna zegt hij “Sorry voor het wachten.”
“Ik had geen haast”, antwoord ik bedremmeld.
Ik dacht dat ik een financiële rotdag had, door een groot bedrag dat met spoed richting Belastingdienst moest (eerste brief gemist of nooit gekregen, dat laat ik in het midden). Ik had het bedrag niet op mijn lopende rekening staan en moest bij de leuke jongen uit de trein aankloppen. Daar baalde ik van, want ik wil zo graag “zelfstandig” zijn.
Nu had ik geen medelijden meer met mezelf, maar met de blonde mevrouw. Met een leeg gevoel en een volle tank reed ik naar huis.

Foto door Markus Spiske temporausch.com op Pexels.com