Nog even terugblikken op die fantastische reis

Het is maandag, de eerste werkdag van de derde werkweek na die bizar mooie vakantie. Mijn hoofd zit vol moleculaire beeldvorming, elektronenmicroscopie en operationele managementsystemen. De trefwoorden van twee grote opdrachten waar ik nu mee bezig ben. Ik had zin om weer te gaan werken en die zin is nog niet overgegaan. Ik werk met fantastische mensen die mij helpen om onderwerpen waar ik weinig van snap begrijpelijk op papier te zetten. Maar zodra mijn werk het toelaat, dwalen mijn gedachten weer af naar Canada. Of althans, naar dat kleine stukje wat we van dat grote land hebben gezien.

In willekeurige volgorde een paar dingen die ons het meest opvielen aan Vancouver:

  • Vriendelijke en beleefde mensen. Die netjes in de rij wachten voor de bus. Vrolijk goedendag zeggen tegen de buschauffeur bij het instappen en dankjewel roepen bij het uitstappen. Die hun stoel afstaan zodra een ouder iemand of iemand met een stok of rollator in de bus of de metro stapt. Het is ons maar één keer gebeurd dat er al mensen instapten terwijl we de metro nog niet uit waren. Die stukken ongeduld waren geen Canadezen maar toeristen.
  • Vriendelijke en beleefde mensen. Ja, ik zeg het nog een keer maar dan met andere voorbeelden. In iedere winkel vragen hoe het met je gaat en -als het niet te druk is- waar je vandaan komt en hoe je in Canada bent terechtgekomen. En tips geven waar je kan vinden wat je zoekt, ook al is dat bij de concurrent. In de kroeg heb je gemakkelijk aanspraak, ook als mensen nog niet doorhebben dat je een toerist bent. Aan de bar in The Raven (Cathedral Cove) bood iemand ons spontaan een lift terug naar het centrum aan waar we dankbaar gebruik van maakten.
  • De kassières in de supermarkten zijn gemiddeld vele jaren ouder dan in Nederland. In Canada ben je blijkbaar niet te duur zodra je achttien wordt. Bovendien zijn de medewerkers super vriendelijk (ja, ik zeg het nóg een keer) en nemen ze de tijd voor een praatje. Waarover niemand in de rij zich opwindt.
  • Boodschappen doen is een beleving op zich, alleen al door de omvang van de gemiddelde supermarkt. Verhoudingsgewijs zijn flessen frisdrank van twee liter veel goedkoper dan flessen van een liter. Een pot pindakaas van 500 milliliter is maar een paar cent goedkoper dan een pot van een liter. Maar die producten kun je in elk geval nog in een ‘handige’ maat krijgen. Bij veel andere producten zit er niets anders op dan voor groot gaan. Broodjes per 12 in een zak. Blikjes per 24 in een kartonnen doos. Melk in een container van een paar liter. Prima als je in Canada woont in een huis met een grote voorraadruimte. Onpraktisch als je in een Chevrolet Spark (met wifi!) met enkel een rugzak en een klein rolkoffertje van locatie naar locatie trekt op Vancouver Island. De gemiddelde hotelkoelkast is geen match voor de gemiddelde verpakking.
  • Spandex en andere leggings zo ver het oog reikt. Waardoor de ogen van de leuke jongen uit de trein nog wel eens afdwaalden. Dwars door alle lagen van de bevolking en alle leeftijden heen dragen de meeste vrouwen in Vancouver leggings. Van effen zwart tot alle kleuren van de regenboog. En dan niet met een lange bloes of een jurkje eroverheen. De voorkeur gaat naar korte shirts en tops. De meeste vrouwen kunnen het overigens goed hebben. Nergens ter wereld zagen we zo veel sportscholen en yogastudio’s per vierkante meter als in Vancouver.
  • Over kleding wordt sowieso heel anders gedacht. Praktisch gaat in bijna alle gevallen voor mooi. Waar we in Maastricht telkens de grootste lol hebben als we weer iemand op hakken over de kinderkopjes zie struikelen, zagen we in Canada hoogst zelden iemand op hakken. Sneakers, sneakers en nog eens sneakers. Zoals de vrouwen voor leggings kiezen, gaan de mannen voor joggingbroeken en slobberige jeans. Zelfs in het restaurant, in het theater en in de rij voor een grote première op het filmfestival zagen we maar weinig opsmuk.
  • Vlagvertoon. Geen straatbeeld zonder ergens de maple leaf te zien. Op gebouwen en pleinen. Bij monumenten en onderwijsinstellingen. Op vrachtwagens en boten. Zouden ‘wij’ dat ook doen als we zo’n mooie vlag hadden?
  • In sommige opzichten liggen de Canadezen mijlenver op de Nederlanders voor als het om natuur en milieu gaat. Bermen en omheiningen zijn vaak een groen kunstwerk op zich. Parkeerplaatsen, tankstations en winkelcentra zijn omzoomd door goed onderhouden bomen en planten. Veel (openbare) gebouwen hebben een daktuin. Op veel plekken in de stad zijn ‘watertjes’ aangelegd. Van kleine fontein tot grote vijver met waterplanten. Voor de horeca in Vancouver is het de normaalste zaak van de wereld om vooral lokale, biologische producten aan te bieden en een grote keuze vegetarisch of zelfs veganistisch. Om de paar meter staan prullenbakken en dan meestal ook nog drie naast elkaar om de verschillende soorten afval te scheiden. Bij veel bankjes staat een emmertje om sigarettenpeuken weg te gooien.
    Tegelijkertijd worden nog overal gloeilampen gebruikt. Benzine is goedkoop. Huizen zijn niet of nauwelijks geïsoleerd (houten muren, enkel glas). En terwijl er aan wind geen gebrek is, zagen we niet meer dan een handvol windmolens.
  • De back alley. Ik kende het fenomeen alleen uit films, als de plekken waar lijken tussen het vuilnis worden gedumpt en ratten heen en weer schieten. Je voordeur kan prima aan een aangeharkte stoep met bomen en bloembakken liggen terwijl je achterdeur uitkomt op een strook asfalt tussen raamloze muren. Niet altijd lelijk trouwens, graffiti maakt van sommige back alleys bijzondere kunstwerken.
  • Wat zij koffie noemen, vinden wij geen koffie. Zelfs van een grote mok vol koffie kun je de bodem zien. Slappe hap dus.
  • Geen stinkende urinoirs. Geen gezeik dat vrouwen het maar zelf uit moeten zoeken. Je hoeft nergens lang te zoeken voor een openbaar toilet. En die zijn gratis én schoon. De potten hangen heel laag, waardoor ik na een dag wandelen soms maar moeizaam overeind kwam. Tja, je kunt niet alles hebben.
  • De adembenemende natuur.

Kortom, Canada is een totaal ander land dan Nederland.
Ik zou er wel kunnen wonen.

 

Vancouver Island #2

20190921_141449.jpg

Morgen verlaten we het eiland. Terug naar de stad. En dat doet een beetje pijn. Want wat is Vancouver Island bizar mooi. Wat zijn de mensen vriendelijk. En hoe groot is de kans dat ik nog eens terugkom?

De natuur is overweldigend. “Mooi hè?!”, is mijn vaakst uitgesproken volzin van afgelopen week. We zagen twee imposante adelaars zweven boven de baai in Nanaimo. We zagen reusachtige bomen van honderden jaren oud in Cathedral Grove. We zagen de zon verdwijnen achter een grillige bergketen in Port Alberni. En vandaag keken we met ingehouden adem hoe een mamahert met twee jongen een straat overstak in Parksville, terwijl een automobilist geduldig wachtte. Een uur later stonden we weer oog in oog met een hert dat rustig stond te kauwen terwijl we hem/haar fotografeerden.

De grote dieren – eland, walvis, beer – hebben we nog niet gezien. Maar dat kan zomaar nog gebeuren. Onze gastheer in Port Alberni liet ons een filmpje zien van een beer die onder het huis van de buren uit kroop na zijn winterslaap. In de maanden daarvoor had niemand gemerkt dat het dier daar lag, ook de honden en katten niet. De beer had ook geen enkele haast om terug het bos in te gaan. Maf!

Morgen zien we de baai van Nanaimo steeds kleiner worden en de wolkenkrabbers van Vancouver steeds groter. Ik zal alweer geen boek nodig hebben. Kijken, kijken, kijken. Als een blij ei.

20190922_165734.jpg

Vancouver Island

20190917_140304.jpg

We hebben met een ferry de oversteek naar Vancouver Island gemaakt. Prachtig om tussen Horseshoe Bay en Nanaimo (zelfs de plaatsnamen zijn hier mooi!_ de wolkenkrabbers steeds kleiner en het wateroppervlak steeds groter te zien worden. Van Horseshoe Bay naar Nanaimo. Mijn boek is tijdens die anderhalf uur niet uit mijn tas geweest, ik had het te druk met naar buiten kijken.

De stad Vancouver is groen, ‘de overkant’ is nog veel groener. En dat is volkomen begrijpelijk, want het weer in Nanaimo en omstreken is knudde met een rietje. Nat, natter, natst. Dus er zit weinig anders op dan de voortreffelijke etablissementen voor spijs en drank opzoeken.

Misschien huren we morgen een auto om verder te reizen, misschien ook niet… Het is hier ondanks de regen bijzonder goed toeven.

20190917_164717.jpg

 

 

 

Ik hartje eten

Toen ik werd geboren, woog ik nog geen twee kilo. Ik was twee maanden te vroeg, kwetsbaar en nog niet helemaal af. Ik werd bijgevoederd door mijn neus. Binnen een jaar ‘lag ik op schema’ en sinds de laatste klas van de basisschool hoor ik bij de dikste helft. De oorzaak was nooit weinig beweging (buitenspelen, fietsen, turnen, zwemmen, dansen, fitness, badmintonnen…), maar altijd te veel eten.

Wat smerig was, werd lekker

Dat ik graag eet, is een understatement. Zoet, hartig of een combinatie van de twee. Het is niet zo dat ik vanaf het begin een alleseter ben, maar wel een veeleter. Sommige producten heb ik leren waarderen. Als kind lustte ik geen kaas en geen champignons, twee ingrediënten die ik nu in bijna ieder gerecht stop. Erwten uit blik of pot, zeker als daar ook worteltjes bij zaten, vond ik niet te hachelen. Mijn eerste kop koffie vond ik smerig, net als mijn eerste glas bier. Soms heb ik wel eens spijt dat ik heb doorgezet…

Proberen

Ik ben nooit bang voor eerste keren. En ben ik ‘elders’, dan pas ik me aan lokale gebruiken aan. Gefrituurde insecten, gefermenteerde groenten, gekookte muskusrat, gegrilde kippenpoot (en dan bedoel ik echt de poot en niet het vlees) en huisgestookte palmwijn. Ik proef bijna alles. Al is het soms met mijn ogen dicht. Kluiven, pulken, alleen de rechterhand gebruiken, ik vind het allemaal prima.

Vetrandjes

Er zijn een aantal dingen die ik liever niet (meer) in mijn hoofd stop. Omdat mijn toenmalige baas op een duur etentje trakteerde, proefde ik ooit foie gras. Vies! En wegens zielig voor de beestjes, hoef ik het ook niet te leren eten. Oesters blijven voor mij happen zeewater met glibber. En wegens belachelijk duur, hoef ik die ook niet te leren eten. Aan schapenvlees hoort geen huid meer te zitten. Geitenvlees is alleen te doen als het bijna van het bot valt. Vetrandjes aan koteletten, of aan boterhammenvlees, daar blijf ik van gruwelen.

Staart

Op de foto bij deze blog staat een van de smerigste dingen die ik ooit at. De saus ging nog wel, maar het vlees dat aan deze staart zat, kokhalzen, brrrrr.

Benin_staartBen jij een avontuurlijke eter? Wat lust je echt niet? Wat zou je nooit proberen en waar ben je juist heel benieuwd naar?

 

Dwalen door Lille

Nee, deze blog is niet gesponsord door de stad in kwestie, evenmin als mijn blogs over Brussel of Parijs. Ik heb gewoon een zéér grote liefde voor steden waar ik Frans mag praten, waar de historie van de kasseien ketst, waar het wemelt van de boekwinkels, waar niet alles is schoongepoetst en waar zoet, hartig en alle soorten drank goed vertegenwoordigd zijn. Daarom togen we naar Lille. En omdat ik niet zo goed ben in de hele vakantie thuisblijven. De leuke jongen uit de trein vindt het gelukkig prima, zo lang we volgend jaar maar naar ‘zijn’ stad Vancouver gaan.

Lille_1

Een beetje geschiedenis

Lille heeft een rijke en bewogen geschiedenis, voor het eerst op schrift genoemd in 1066. Vanwege de ligging tussen Antwerpen, Londen en Parijs werd het snel een belangrijke handelsstad waar de rijken der aarde graag hun gezicht lieten zien. De stad kreeg het zwaar te verduren in beide Wereldoorlogen en kreeg nog eens op zijn kop toen de mijnbouw, textielindustrie en staalindustrie onderuit gingen. Maar door in te zetten op de dienstensector, inclusief het toerisme, ziet het er weer zonnig uit.

Katten en bedelaars

Die zon hadden we sowieso mee op reis, wat alles nóg beter maakte. We logeerden in een buitenwijk met veel hoogbouw, maar er stonden geen saaie flats. De gevels hadden knallende kleuren en veel balkons hadden mooie houten balustrades. Tussen de flats veel groen en heel veel katten. Zodra wij een voet op ons terras zetten, kwamen nieuwsgierige miauwerds kopjes geven. Overal in de wijk stonden bakjes met brokken en bakjes met water. Een pijnlijk contrast met de vele bedelaars langs de grote weg. Moeders met kinderwagens klopten op de ramen van de auto’s voor het stoplicht en ook kinderen waarvan de ouders nergens te bekken waren, maakten kommetjes van hun handen en trokken grote vraagogen. Zij kregen niets.

Lille_4

Schoonheid

De oude stad, Vieux Lille, is prachtig. Rijkversierde gevels met meer ornamenten dan je in één oogopslag kunt zien. Hoe dichterbij je komt, hoe meer je ontdekt. Zoals charmante houten luiken en indrukwekkende houten deuren met leeuwenkoppen en complexe motieven. Beelden in nissen, inscripties in gevelstenen. La Place du Général de Gaulle, meestal Grand Place genoemd, heeft dezelfde uitstraling als de Grote Markt in Brussel of in Leuven. Sowieso doet de stad heel Belgisch aan. Iedere kroeg schenkt vele Belgische bieren en in de eetcafés staan ‘potjevleesch’ en ‘waterzoï’ op de kaart. Die eetcafés lieten we grotendeels links liggen, want we kozen een avond voor Marokkaans, een avond voor West-Afrikaans en een avond voor thuis op de bank met een zelf samengestelde vlees- en kaasplank.

Schone kunsten

Bij het Palais des Beaux Arts vonden we een portemonnee van een Nederlands meisje. Haar hele leven zat erin, van rijbewijs en autopapieren tot bankpassen, spaarkaarten en identiteitsbewijs. Na wat speurwerk van de leuke jongen uit de trein kreeg hij haar via haar werkplek in Nederland te pakken. In de bijzondere hal van het Palais troffen we elkaar. Ze had haar spullen nog niet gemist, dus ook nog niets geblokkeerd en dankzij ons ging ze haar bus naar Ieper ook nog halen. Wat een mazzel. Ze raadde ons aan vooral de schilderijen te bekijken. Dat deden we. Het waren er veel, ontelbaar veel. Soms twee of drie stuks boven elkaar. De belichting was helaas matig, waardoor we telkens de juiste hoek moesten zoeken om te zien wat op de doeken stond. Na twee uur struinen, begon langzaam kortsluiting te ontstaan door de hoeveelheid kunstwerken. Of zoals de leuke jongen uit de trein het verwoordde: “Error, error, system overload.”

Lille_2

La Gare Saint Sauveur

Eerder die dag liepen we binnen bij La Gare Saint Sauveur. Een eigenzinnig cultureel centrum met een leuke sfeer in en rondom een voormalig station. Een deel van de sporen ligt er nog en de industriële stalen en betonnen constructies van het gebouw zijn goed zichtbaar. Hier kun je met Lego bouwen aan de stad van de toekomst, wandelen door de biologische tuin, naar de film, naar concerten en naar telkens andere tentoonstellingen. Toen wij er waren, was dat een (gratis!) fototentoonstelling over wielrennen en de Olympische Spelen. Er liep super vriendelijk personeel rond, dat graag tekst en uitleg gaf bij het gebouw en de foto’s en ook tonnen geduldige aandacht besteedde aan de vele schoolklassen die binnenkwamen. Op de foto “zie” je het wereldrecord hoogspringen. Het stationsrestaurant met de vrolijk gekleurde stoelen waar we rond lunchtijd de laatste tafel wisten te bemachtigen, is een aanrader. Ik had beurre blanc aux fruits de la passion bij mijn gebakken zalm. Mjam.

Lille_3

Nog zo veel te zien

We zagen nog veel meer, zoals het gigantische winkelcentrum Euralille (niets gekocht, behalve bij de Carrefour), de Porte de Paris in het midden van een rotonde en het stadhuis met zijn enorme toren. We zagen ook heel veel niet. Lille heet Lille omdat het op een eiland in de rivier Deule ligt. We hebben die hele rivier niet gezien, evenmin als de haven, die bij de grootste binnenhavens van Frankrijk blijkt te horen. We liepen langs het fotogenieke beursgebouw, maar sloegen het kleurrijke binnenplein over waar regelmatig boekmarkten zijn, schaak wordt gespeeld en tango gedanst. We negeerden het grote park rondom de citadel en we misten de markante marmeren voorgevel van de Notre Dame de la Treille, wat bijna knap is.  Omdat we ons al ongans hadden gekocht bij de reusachtige Carrefour, sloegen we de veel authentiekere Halles de Wazemmes over. Geen van de fonteinen was in werking en de voorgevel van het Palais stond in de steigers.

Hè wat vervelend, nu moeten we nog een keer terug!

Vakantieplannen

DSCN3052Bijna weekend, jeuh! Al weet ik nu al dat het te kort gaat zijn. Een erg drukke week gehad, al zeg ik het zelf. Met het uitwerken van 10 interviews, de eindredactie van een jaarverslag en een bijeenkomst over crisiscommunicatie. Daarmee was het ook een hele leuke week, want ik houd van mijn werk.

Maar toch, twee weken vakantie, dat zou lekker zijn. Als je me vraagt wat ik het allerliefste zou willen doen in de vakantie: slippers, een bikini en wat jurkjes in een koffer proppen, me naar het dichtstbijzijnde vliegveld of treinstation laten brengen en vertrekken naar een zonnige bestemming. Toch gaat dat hem dit jaar (alweer) niet worden.

Dat vakanties figuurlijk in het water vallen, is soms mijn eigen schuld. We zouden naar Noorwegen en Zweden gaan in mei, maar ik vergat we vrij hadden en kon niet meer van een belangrijke afspraak af die precies in het midden van de vakantie viel. Die afspraak was zo belangrijk, omdat die onder andere met een burgemeester was. Ze kwam niet opdagen…

Drie jaar geleden was het ook al eens mijn schuld dat we niet weg konden. In het voorjaar ging ik met mijn zusje en nichtje naar Benin. In het najaar was het gat op mijn bankrekening nog niet gedicht en kon ik me geen reis veroorloven.

Eind september, begin oktober hebben we weer vrij. Drie weken die ik nog net niet met mijn leven verdedig. Ik heb zelfs al nee gezegd tegen opdrachtgevers die dachten ruim op tijd te zijn. En dat waren ze ook. Op tijd om iemand anders te zoeken om in september hun nieuwsbrief of blog te schrijven.

Vooralsnog is het de bedoeling dat we weg gaan. In ieder geval mijn bedoeling. De leuke jongen uit de trein mag kiezen waarheen. Hij wil er nog niet over nadenken. Is sowieso niet zo’n fan van op vakantie gaan (maar op vakantie zijn is prima). Ik ben heel benieuwd waar we stranden en of daar daadwerkelijk een strand bij komt kijken. Niet om op te liggen overigens, want daar zijn we allebei niet zo van, wél om overheen te wandelen en naar de zee te staren.

Wat zijn jullie vakantieplannen?

Ode aan Brussel

Deze galerij bevat 2 foto's.

Is het een mooie stad? Hooguit voor de helft. Word je overal vriendelijk bediend? Nee, op sommige plekken is het humeurigheid troef en zijn de prijzen belachelijk. Is het een aangename stad voor voetgangers en fietsers? Niet echt, want als je niet kijkt waar je je voeten neerzet, struikel je beslist over losse stoeptegels en … Lees verder

Verliefd

Vandaag werd ik opnieuw verliefd.
Verliefd op mijn jeugd.

De populieren langs het kanaal.
Kijken naar wat de mens heeft gegraven.
Luisteren naar het geluid van de zee.

De verrassende koelte onder de brug.
Bloeiende bermen vol zespotig leven.
Het bos altijd op de achtergrond.

Het monotone gebrom van tractoren en dieselboten.
Als baslijn onder de melodieën van de vogels.
Tussen mens en natuur een verbond.

 

 

Genieten. Nu!

Nu! Alles moet nu. Of in elk geval morgen. Vandaag besteld, morgen in huis! Of zelfs ’s morgens besteld ’s avonds in huis. Zin in aardbeien in februari? Ze liggen rood en glimmend te pronken in de supermarkt. Op vakantie? Wacht niet tot je alles uitgezocht en bij elkaar gespaard hebt, maar boek het nu met vroegboekkorting.

Ik doe er zelf aan mee. En word er soms een beetje opgefokt van. Hoe alles in een muisklik dichtbij is.

Ik vond het leuk om naar een reisbureau te gaan, daar door de boeken te bladeren. Om traveler cheques te gaan halen. Om in een trein te stappen met op een blaadje gekrabbeld waar ik eruit moest. En het volgende vakantieavontuur was dan het zoeken van een telefooncel om het thuisfront te informeren dat ik was aangekomen.

Ik had vakantievriendinnen die penvriendinnen werden. Schreef brieven. Wachtte. En was super blij als het antwoord kwam.

Niets meer van dat alles. We consumeren onmiddellijk. Omdat het kan.

Was het vroeger beter? Dat denk ik niet. Maar toen ik gisteren twee mensen interviewde over hun jeugd in de jaren ’50 van de vorige eeuw (er komt een boek), viel het me op hoe veel ze toen genoten van kleine dingen. Met vader wandelen op de hei. Een snoepje bij de kruidenier. De melkboer die langs kwam. Elke zomerdag kijken of de aardbeien en tomaten in de tuin al rood waren. Dansen op zaterdagavond. Sparen voor een uitstapje naar zee. Verkleden als clown, cowboy of Indiaan met carnaval. Hand in hand lopen. Kleding werd gedragen en doorgegeven en hersteld (kniestukken!) en nog een keer vermaakt, dus iets nieuws krijgen was een feest.

Ik denk dat ik daar het meeste naar verlang. Ergens écht heel blij mee zijn. Kunnen we dat even regelen? Nu. Meteen!
Loesje genieten