Een dag om te vergeten

Dinsdag 24 november 2020. Een genadeloze rotdag.

Laat ik voorop stellen dat ik weet hoe goed ik het heb. Dak boven mijn hoofd. Eten op tafel. Kleren om mijn lijf. Mensen die van me houden. Ik ben gezond, heb geen schulden en word niet gediscrimineerd. Dus ik mag in mijn handjes knijpen en de grond kussen.

Dat gezegd hebbende.

Wat een rotdag.

Het eerste mailtje dat ik opende, was een slecht en afstandelijk opgesteld document van de politie. Dat ze na de brievenselectie hadden besloten dat ik niet op gesprek mocht. Voor een functie die me echt héél gaaf leek.

Gelukkig heb ik vandaag een sollicitatiegesprek, dacht ik. Eén waar ik serieus kans maak, dacht ik. Ik verheugde me op mijn favoriete treinreis. Die naar Roermond. Die waarop ik de leuke jongen uit de trein ontmoette. Maar de trein reed niet. Dus moest ik met de auto. En iedereen weet dat ik niet van autorijden houd.

Op weg naar het sollicitatiegesprek kwam ik in een wegomleiding terecht. Net op dat moment werd ik gebeld (zonder handjes). Maar vanwege lichte stress, reageerde ik ietwat kortaf tegen de potentiële klant aan de lijn en doordat ik geen twee dingen tegelijk kan, reed ik mezelf vast in een doodlopende straat. Ik had natuurlijk moeten zeggen dat ik later terug zou bellen, maar dat bedacht ik te laat. Ternauwernood kwam ik op tijd. Ik trok een sprintje naar de deur (zo ver ik dat kan met mijn hobbelbeen). Daardoor moest ik de eerste minuten van het gesprek nog even bijkomen.

De rest van het gesprek verliep vlot. Op alle vragen had ik een antwoord. Ik kwam goed uit mijn woorden. Gaf voorbeelden die mijn kennis ondersteunden. En de drie vrouwen aan de andere kant van de tafel reageerden bewonderend op mijn cv. Toen begonnen ze over vormgeving. Mijn antwoord dat ik de basis beheers van een aantal vormgeefprogramma’s was niet bevredigend. Want ineens bleek ik ook from scratch te moeten kunnen ontwerpen. Daarop antwoordde ik eerlijk dat ik dat niet kan. Het stond trouwens ook niet in de vacature dat dat moest.

Ik vind ook nog steeds niet dat ik dat zou moeten kunnen. Grafisch vormgeving is – net als fotografie – niet voor niets een vierjarige opleiding. Maar toen ik nog geen twee uur na mijn gesprek werd gebeld met de mededeling dat ik de functie niet kreeg, omdat ze voor de kandidaat hadden gekozen die wel kon ontwerpen, was ik zo teleurgesteld dat ik me inmiddels heb ingeschreven voor een cursus InDesign. No worries echte vormgevers. Ik zal jullie altijd blijven inhuren als het kan.

Op weg naar een volgende afspraak kwam ik nog een keer in een omleiding terecht en reed ik bijna een fietspad op. De eigenaar van een busje dat meer dan de helft van de weg blokkeerde, maakte geen aanstalten zijn voertuig aan de kant te zetten. Toen op hoop van zegen mijn spiegels ingeklapt en erlangs gereden. Doodeng! Eindelijk aangekomen in de straat waar ik moest zijn, kon ik het juiste huisnummer niet vinden. Dom, dommer, domst, had ik het verkeerde huisnummer opgeschreven. Een paar rondjes voor niets gereden en gelopen. Dus ook bij die afspraak kwam ik lichtelijk buiten adem binnen.

Eenmaal thuis na een rit die goed verliep op een bijna-botsing met een randdebiel na die besloot om een doorgetrokken streep te negeren, volgde een interview dat nergens naartoe ging. De persoon die ik interviewde had nog niet nagedacht over wat hij eigenlijk wilde vertellen. Het was duwen en trekken en nergens uitkomen. Dus komt er nog een vervolginterview.

Aan het verhaal dat ik vandaag wilde schrijven, ben ik ondertussen nog niet toegekomen en het is al 17 uur. “Ja, dan moet je niet gaan lopen bloggen!” Klopt. Maar als ik nog vol irritatie en frustratie zit, schrijf ik niet mijn beste verhalen.

Dus.

Dat.

Als nu het verkeerde liedje voorbij komt op de radio ga ik huilen. Zeker weten.

Sorry voor deze klaagzang.

Hoe is jouw dag?

Worden de lontjes straks weer langer?

De afgelopen maanden zijn voor veel mensen de vreemdste maanden die ze ooit meemaakten. Alles wijst erop dat het – ondanks goed nieuws over vaccinaties – voorlopig vreemd blijft. Of is dit echt ons nieuwe normaal?

In maart werden mensen overvallen door angst, hamsterden toiletpapier en pasta, wisten niet naar wie ze moeten luisteren, deelden af en toe nepnieuws en vermoedens. Het minste hoestje of een halve graad verhoging gooide planningen door elkaar. Maar dat was dan maar zo, even volhouden. Even klappen voor de zorg en meteen ook boodschappen meenemen voor de oude buurvrouw. Beertjes en hartjes voor het raam.

Maar met zijn allen de schouders eronder, werd protest een doemdenken. Werd demonstreren, afzetten tegen en lontjes zo kort dat de explosieven al ontploffen een halve seconde na het aansteken. De vermoedens die in maart nog aan enkele ‘gekkies’ konden worden toegeschreven, zijn inmiddels diepgewortelde overtuigingen die hele volksstammen vervullen met angst of haat. Deep state, satanistische pedofielennetwerken en Bill Gates die op dat alles toeziet. Wie bij een 5G mast in de buurt woont, maakt roerei van zijn hersenen. De overheid maakt ons met alle maatregelen bewust werkloos en straks krijg je alleen nog een werkloosheidsuitkering als je bent gevaccineerd. Oh ja, en acteurs krijgen betaald om door een teststraat te rijden. Ook mensen die ik ken en aardig vind, geloven dingen waar ik met mijn verstand niet bij kan.

Gelukkig heb ik nog geen echt gewelddadige dingen gezien, levend in mijn veilige bubbel. Heel blij dat ik niet in de buurt was van die trieste tegendemonstratie in Maastricht vorige week. Maar ook van ‘kleinere incidenten’ word ik verdrietig. Zoals de chauffeur die mij een paar weken geleden afsneed in de bocht. Toen hij eenmaal voor me reed, zag ik de sticker op zijn bumper: fuck de anderhalve meter. Ja, dat was duidelijk.

Hoe lang moet je nu al met een mandje of winkelkar de supermarkt in? Al maanden. Toch probeerde vorige week een meneer naar binnen te glippen zonder. Toen een medewerker van de winkel hem aansprak, begon hij te schreeuwen. Dat het een onzinmaatregel is en dat corona ook onzin is. Gelukkig pakte hij wel alsnog een mandje.

Hoe lang is het al dat je maar met een paar mensen ergens naar binnen mag? Toch stiefelden twee winkelende dames vorig weekend het koffietentje binnen waarmee ze de anderhalve meter direct onmogelijk maakten voor de mensen die al binnen waren. En een meneer die wel buiten stond te wachten, klaagde al na twee minuten hardop over hoe lang het duurde en dat de vrouw die binnen aan het werk was dat veel te traag deed. Na nog een minuut stampte hij boos weg terwijl hij de andere mensen in de rij een meewarige blik toewierp.

Het kan natuurlijk dat dit mensen zijn die ook vóór corona al vonden dat de wereld om hun draaide. Maar ik denk van niet. En dat geeft mij tenminste nog een beetje hoop. Dat als de wereld weer ‘normaal’ is de lontjes vanzelf weer langer worden. 

Wat denk jij?

“Gaat dat wel op slippers?”

“Gaat dat wel op slippers?”

De leuke jongen uit de trein was nog niet bij het einde van zijn vraag, of ik lag al op de grond.

We sliepen uit. Zagen dat de zon scheen. Pakten onze badlakens en wat te eten en drinken. Stapten in de auto. Togen naar het zwembad in Gulpen. Genoten van prachtig weer en ijskoud water. Aten een ijsje. Bespraken de plannen voor de rest van onze vakantie.

Rond 17.30 uur pakten we ons boeltje bij elkaar en verlieten het zwembad. Door het draaihek aan de zijkant wurmden we ons naar buiten. “Hee, kijk, perfect, de auto staat recht voor de uitgang.” En in plaats van braaf om te lopen naar het begin van de parkeerplaats namen we het grashellinkje naar beneden.

Eén voet bleef staan achter een graspol. De rest van mijn lijf viel een andere kant op. En ik voelde meteen dat het mis was.

Ik kan wel wat hebben qua pijn, maar dit keer stonden de tranen meteen in mijn ogen. (Er zijn legendarische verhalen over mijn pijngrens. Zoals die keer dat ik met een lelijke snee in mijn been thuiskwam en mijn moeder vroeg wanneer dat gebeurd was. Dat was dus een paar uur daarvoor, toen ik mijn been open haalde aan een roestige spijker. Maar ik had geen kik gegeven, vroeg een vriendje om een pleister en ging door met spelen. Daardoor is het wel een bijzonder lelijk litteken geworden…).

De leuke jongen uit de trein zag mij wit wegtrekken en verloor langzaam de hoop dat ik ‘slechts’ mijn enkel had verstuikt. Uren later bij de eerste hulp kwam de bevestiging dat de vakantie compleet om zeep was: “Dat is stuk.”

De vrouw die mijn botten had gefotografeerd, was een vrouw van weinig woorden.

Aan onze drie weken vakantie hoeven we ook niet veel woorden vuil te maken.

De vakantie begon en eindigde op woensdag 19 augustus.