Confrontatie

“Hee wat toevallig, heb je ook net pauze?”
Mijn oud-klasgenoot zwaait naar me vanaf het andere einde van de straat.
“Nee, ik ben klaar voor vandaag en op weg naar huis”, antwoord ik.
“Oh wat relaxed, werk je nog maar halve dagen?”
Terwijl ze het vraagt, gaan haar ogen even naar mijn buik.
“Nee, op het callcenter is er gewoon niet genoeg werk voor hele dagen.”
“Callcenter?! Je werkte toch bij een reclamebureau?”

Verkeerde moment, verkeerde plaats

Ik probeer de hele dag mijn mantra’s “het is maar werk” en “alles komt goed” te herhalen. Het helpt niet. Tranen vloeien rijkelijk en frustratie borrelt in mijn maag.

Als er mailtjes binnenkomen in de categorie “vanaf nu niet meer in kleur printen, geen kantoorartikelen meer bestellen en niet meer bellen indien niet absoluut noodzakelijk” dan weet je hoe laat het is. Dan zit je bij een bedrijf in nood. Alweer.

Net nu het zo goed ging. Net nu ik begonnen was met het aflossen van mijn studieschuld.

Nee, ik ben nog niet ontslagen. Met grof geschut zetten we allemaal in op acquisitie. Misschien hapt er iemand. Misschien komt het goed.

Maar hoe veel ik ook van verrassingen houd, voor deze onzekerheid ben ik ongeschikt.

DSCN1137

Welke crisis?

Gister stond ik 15 minuten in de rij bij de Hema om een paar spullen af te rekenen en wachtte ik even lang bij de best wel dure, maar oh zo lekkere bakker met Duitse specialiteiten. Om er te komen moest ik mij letterlijk door een winkelende mensenmenigte heen worstelen.

Vandaag was ik op pad om enquêtes af te nemen voor de gemeente. Bijna niemand had zin om mee te werken met als meest gehoorde excuus ‘geen tijd’. Ondertussen werd er gewinkeld alsof er levens vanaf hingen. Ik zag kinderwagens waar het kind uit gehaald was (janken, janken!), zodat de tassen met Kerstcadeaus en glitteroutfits erin opgestapeld konden worden. De verwarmde buitenterrassen zaten stampvol en er werd niet zuinig van de glühwein en de speciale bieren genipt.

Ik weet uit ‘de verhalen’ dat de economie niet op rolletjes loopt, dat steeds meer bedrijven failliet gaan, steeds meer mensen hun baan verliezen, steeds meer mensen zichzelf in de schulden steken en bij de voedselbank moeten aankloppen, of bij hun ouders. Toch krabde ik mij dit weekend regelmatig achter mijn oren. Welke crisis? En hoe frustrerend moet de aanblik zijn van mensen met aan elke vinger een volle tas als je écht niets te besteden hebt? Zou je dan juichen als je voor het eerst weer in de rij staat bij een echte bakker, omdat je het je eindelijk kunt veroorloven om geen fluffie supermarktbrood meer te hoeven eten?

En toen treinde/wandelde ik lachend naar mijn werk

Het heeft even geduurd voordat ik het durfde toe te geven, laat staan het op te schrijven: mijn werkende leven is momenteel eigenlijk best wel een beetje heel erg leuk.

Het is heerlijk om twee dagen in de week mijn eigen vak uit te oefenen. Om te schaven en te schrappen en dan bij een lekker leesbare tekst uit te komen. Om mensen te interviewen over onderwerpen waar ik zelf geen greintje verstand van heb. Om met andere vakidioten op een kantoor te zitten. Om over meer te discussiëren dan over het aantal calorieën in een liga, of het uitblijven van actie in Boer zoekt Vrouw. Om met collega’s te kunnen overleggen en dan samen tot het beste product te komen. Gister volgden we met zijn allen een workshop om daarna onbeperkte hoeveelheden sushi in ons hoofd te stoppen. Flauwe humor, maffe opmerkingen, wijn. Het was gezellig.

Je hoort mij niet klagen, behalve dan: het mag wel iets meer zijn dan twee dagen.

Ook de andere (werk)dagen vallen niet tegen. Ik ga steeds meer de humor inzien van met mijn verstand op nul de telefoon opnemen. Met goede koffie binnen handbereik en omringd door collega’s in hetzelfde schuitje, is dat prima vol te houden. Drie dagen in de week een dosis humor:
“Mevrouw ik heb hier een nummer, maar ik kan de + op mijn telefoon niet vinden.”
“U moet mij helpen, het lampje in mijn frigo is uitgevallen.”
“Ik denk dat ik een cijfer te weinig heb, maar ik weet niet welk.”

Je hoort mij niet klagen, behalve dan: het mag wel iets meer zijn dan 10 euro bruto per uur.

 

 

It's all about speed

Deze blog schreef ik op woensdag 13 juni, maar publiceer ik uit ‘veiligheidsoverwegingen’ nu pas. Nadat ik mijn laatste werkdag achter de rug heb. Ik had overigens een heel leuk afscheid met vele knuffels, zoenen en succeswensen voor de toekomst. En een VVV-bon.  

Ik heb een aantal super leuke collega’s en mijn werk is, ondanks dat ik iets heel anders zou willen doen, niet echt vervelend. Toch botst het. Ik ben een denker en een vragensteller en zie mezelf graag als kritische geest. Ik kan die (aangeleerde) eigenschappen niet op commando uitschakelen. Dat gaat me nu mogelijk mijn kop kosten, want mijn directe leidinggevenden vinden snelheid belangrijker dan kwaliteit.

“Ik begrijp iets niet, zou je het me kunnen uitleggen?” is een vraag die ze niet kunnen waarderen. Het probleem doorsturen naar een collega die het wel begrijpt, is het advies. Het is namelijk niet de moeite om een uitzendkracht alle procedures te leren, want dat kost tijd. Misschien wel 10 minuten per handeling. 10 minuten waarin ook drie telefoontjes afgehandeld kunnen worden.

Aan de telefoon is de vraag “Wilt u uw naam even voor mij spellen?” volgens diezelfde leidinggevenden totaal overbodig, want dat kost weer een paar seconden en als we een klant onder een verkeerde naam aanmelden, belt hij of zij vanzelf wel een keer terug. Of niet, dat maakt ook niet uit, zo vaak ontvangen klanten toch geen post.

Vragen waarom bepaalde procedures zijn zoals ze zijn en of het niet makkelijker kan, is helemaal uit den boze. Mensen die het kunnen weten, hebben erover nagedacht over, dus dat is dan zo. Daarom beantwoord ik de mailtjes die als laatste binnenkomen als eerste, waardoor de mensen die een prangende vraag stelden in maart of april sindsdien vruchteloos op antwoord wachten. Er is nu eenmaal een achterstand en die kan met het huidige aantal fte’s niet worden ingelopen. Tenzij we met zijn allen sneller gaan werken natuurlijk. Geen vragen meer stellen dus en niet wachten tot een klant zijn naam gespeld heeft.

Ondertussen worden voorstellen waardoor tijd gewonnen kan worden, vakkundig genegeerd. Het is niet verrassend dat er, naar mijn bescheiden mening, vooral op het gebied van communicatie een heleboel te winnen valt. Bijvoorbeeld door wat wij naar klanten sturen, eerst door een leek te laten lezen. Maar ik doe mijn mond niet meer open, verbetervoorstellen slik ik direct weer in met een kopje lauwe automatenkoffie.

Volgende week wordt gekeken of ik mijn ‘targets’ haal. Zo niet dan mag ik over een paar weken mijn spullen pakken. Die targets zijn haalbaar als ik volledig tegen mijn natuur inga, mijn mond houd, mijn kritische bril afzet en mijn verstand uitschakel. Misschien ga ik dat doen.

Voor een paar maanden extra ‘zekerheid’.

Lange nagels

Zo lang ik ergens naartoe werk, houd ik mezelf wel overeind. Zo lang er dingen te ontdekken of te leren zijn, ben ik een tevreden mens. Een uitdaging? Fijn!

Een opleiding of cursus met een begin en een eind, een nieuwe woonplaats of werkplek waar ik mijn weg nog moet vinden, tijd investeren in nieuwe mensen omdat ik denk dat ze de moeite waard zijn om te leren kennen, mezelf bloot geven in een relatie omdat ik vind dat hij de moeite waard is om mij te leren kennen. Of trainen voor de 10 kilometer en die dan ook gaan lopen. En dan ook nog een maand niet drinken en als aangename bijkomstigheid een paar kilo afvallen. Iets ontdekken, iets leren, iets bereiken.

Het voelt alsof ik stilsta in een moeras. Ik zak weg. De opleidingen die ik wilde volgen, zijn afgerond. De leuke jongen uit de trein en ik hebben een fantastische relatie die ik voor geen goud zou willen missen. We kennen elkaar, zijn op elkaar ingespeeld, zien aan elkaars neus als er iets aan de hand is. Het is goed zoals het is. Maar de onzekerheid is er vanaf. Er is weinig meer te ontdekken.

In mijn huidige functie ben ik uitgeleerd. Op het werk weet ik zowel letterlijk (toilet, kantine, koffieautomaat) als figuurlijk (aan collega M kan ik alles vragen, aan collega T beter niet) de weg.

Mijn conditie is prima in orde en een grotere afstand dan 10 kilometer hoef ik niet zo nodig te rennen.

Het enige wat ik op dit moment wil, is een (deeltijd) baan in ‘de communicatie’. En de kans daarop lijkt met de dag kleiner te worden. Vorige week had ik twee sollicitatiegesprekken en ik was blij. Na zo’n 86 afwijzingen in mail- en brievenbus, zowaar TWEE keer door naar de volgende ronde. Maar de euforie is alweer gezakt. Van het ene gesprek hoorde ik vrijwel meteen dat ik ‘geen goede match’ was en of het andere gesprek iets oplevert, betwijfel ik. Er waren nog minstens drie andere goede kandidaten geselecteerd om aan tafel te schuiven bij de HR- en de Communicatie-meneer. Die ene opmerking blijft maar door mijn hoofd spoken “Hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat je met zo’n goede CV al een jaar op een klantendienst werkt. Heb je wel genoeg gesolliciteerd?” Gemiddeld 1 sollicitatiebrief per week in de afgelopen 12 maanden ja, daarvan dacht ik altijd dat het veel was…

Dan trek ik de stoute schoenen maar weer aan en mijn grote mond weer open. Vervolgens zit ik aan tafel bij een communicatiebureau waar ze me ‘op regelmatige basis’ freelance opdrachten denken te kunnen bieden. Maar in de praktijk werkt het toch niet. Dan krijg ik een e-mail van dat ene bedrijf waar ik al ooit als vrijwilliger werkte dat ze het in de volgende teamvergadering er zeker over zullen hebben om mij in de vakantieperiode in te zetten. Om vervolgens te laten weten dat ze me toch niet nodig hebben. Dit duurt nu al een jaar en ik word er gek van! Knettergek! Boos, opstandig, verdrietig. En had ik al knettergek gezegd? Terwijl het ‘maar’ werk is.

Het feit dat ik zelfs mijn nagels laat groeien, zegt genoeg. Dat lukt me echt alleen maar als er geen enkel ander doel binnen handbereik is.