Niet goed in niets doen

2016-04-21 13.18.22Niets doen. Momenteel heb ik er nauwelijks tijd voor (zie deze blog), maar ook als ik de tijd wel heb, lukt het me niet. Zo heerlijk als de leuke jongen uit de trein een dag niets doen vindt, zo compleet Gallisch (is dat een Limburgse uitdrukking?) word ik ervan.

In de trein zitten en uit het raam staren, daar was ik vroeger best goed in. Nu beantwoord ik mijn e-mails, werk een verhaal uit, of laat het stormen in mijn hoofd over de LinkedIn updates en Facebook berichten die ik moet plaatsen. En ineens wordt het station omgeroepen waar ik eruit moet.

Op het toilet lees ik mijn e-mails, tijdens het tandenpoetsen bedenk ik de titel voor een blog en tijdens het ontbijten lees ik de krant (en dat is vragen om knoeien, want eigenlijk kan ik geen twee dingen tegelijk).

Is het stil, dan ga ik praten. Over mezelf. Ook als dat totaal niet ter zake doet. Een slechte eigenschap voor een (bedrijfs)journalist, want juist na een stilte komt vaak het beste antwoord van de geïnterviewde.

Lonkt een leeg weekend, of zelfs maar een leeg dagdeel, dan moet ik iets afspreken met vrienden die ik al zó lang niet gezien heb. Of ik moet iets doen voor mijn werk of het huis, om dat vervelende schuldgevoel achteraf te voorkomen. Oh ja en sporten, dat moet ook. Sowieso iedere zondag, liefst vaker.

Afgelopen zaterdag was het weer bonanza. Het weekend was nog niet helemaal dichtgetimmerd. De leuke jongen uit de trein en ik zaten samen op het bankje in onze voortuin. We zaten gewoon te zitten en zeiden niet zo veel. Ik hield het ongeveer een half uur vol. Toen begon het onkruid pijn te doen aan mijn ogen en moest ik de boel om gaan spitten.

Op vakantie, in de zon aan de rand van een zwembad, lukt het me wel om wat te staren, te lezen, soms even mijn ogen dicht te doen. Voor een dag, misschien twee. Dan moet ik op ontdekkingstocht. De omgeving verkennen, dingen eten die ik nooit eerder proefde en met locals praten om te horen waar ik echt naartoe moet.

Herkenbaar? En hoe goed is het voor je om af en toe niets te doen?

Hier en hier is het in ieder geval een feest der herkenning.

Dat heb ik weer

Kleine Weerd
Foto: Beeldbank Rijkswaterstaat

Donderdagavond onder de douche bij het zwembad:
“Moeten we een melding doen van huiselijk geweld, of ga je ons nu vertellen dat je tegen een deur bent aangelopen?”
“Het was een paard.”
“Wow, mishandeld door je huisdier.”
“Ehm ja, zoiets.”

Donderdagochtend, in kekke sportoutfit in de buitenlucht:
S en ik lopen hard (niet zo heel hard, maar het is zeker geen slenteren), want we zijn goed bezig. Die 10 kilometer in juni gaan we met gemak nailen. “Hee kijk, er staan beestjes”, roep ik enthousiast, vlak voordat we natuurgebied Kleine Weerd betreden. Die beestjes zijn magere paarden met klittende manen en een hoop stront in hun staart, maar verder zien ze er wel lief uit. Ze lopen op het pad waar wij overheen willen rennen. We gaan van het pad af om ze met een ruime boog in te halen. Ze komen ons achterna. We krijgen een hartverzakking. Eén paard steigert en kletst met een hoef tegen mijn bovenbeen. We gaan er vandoor.

Ik heb al heel wat blauwe plekken opgelopen in mijn leven (een verbouwing van een maand of acht wil wel helpen), maar deze slaat alles, zowel in omvang als in het aantal kleurschakeringen. In tegenstelling tot paaltjes en stoepranden die ik wel eens over het hoofd zie en de tafelhoeken en deurposten waar ik dagelijks mee bots omdat ik mezelf smaller inschat dan de werkelijkheid, heeft dit exemplaar bijzonder weinig met mijn eigen lompigheid te maken, vind ik. En toch overkomt mij dit en niet iemand anders…

blauwe plek

Bouwen zonder vertrouwen

keuken

Er zijn uitzonderingen, want die zijn er altijd. Maar mijn hemel wat durven mensen uit de bouwwereld zich veel te permitteren.

Standaard te laat komen of helemaal niet komen opdagen, uiteraard zonder af te bellen. Bij het weggaan niet afsluiten en de verwarming op standje tosti laten staan. Materialen vergeten te bestellen. Gereedschap vergeten mee te nemen. Of aan de deur staan zonder sleutel (vergeten!) en dan vragen of je die even wilt komen brengen. En altijd een lamme-takken-smoes als je ergens iets van zegt.

De leuke jongen uit de trein is gelukkig heel erg goed in ‘hartige woordjes spreken’ met onze klusjesmannen, maar zelfs dat lijkt steeds minder indruk te maken.

Als ik op dezelfde manier zou werken als onze ‘bouwkundigen’, zou ik geen klanten meer over hebben. Maar straks, als we eindelijk in ons prachtige paleis wonen, zullen de leuke jongen en ik vast tegen elkaar zeggen dat het alle ergernis waard was.

En dat is precies de reden waarom al die klusjesmannen ermee weg komen.

Bellen

Uren hingen we aan de lijn. De vaste lijn. Ik zat dan meestal op de zoldertrap. Vaak hadden we elkaar vlak daarvoor nog gezien. Desondanks was “Trek jij straks een jurkje aan naar dansles?” een vraag waar we het nog uren over konden hebben.

Twintig jaar later bel ik nog maar zelden. Zelfs haar bel ik niet, behalve als afspreken via Whatsapp niet opschiet. Of als ze jarig is.

Ik haat bellen. Stiekem heb ik nog steeds liever dat mijn mama mijn kappersafspraak maakt. Of de dokter belt. Of een klantenservice. Een knoop in mijn maag en alles erop en eraan. Vooral bij onbekenden. Lastig als je tekstschrijver bent en je werk grotendeels bestaat uit het maken van interviewafspraken met onbekenden.

Zodra ik het nummer heb gevonden (lees: het mailtje heb geopend waarin de opdrachtgever het nummer heeft vermeld), heb ik eigenlijk geen excuus meer om niet te bellen. Dan moet ik wel. Dus het opzoeken van het nummer, schuif ik alvast een paar uur voor me uit. Eerst dat andere interview nog even uitwerken en die ene factuur versturen. En dan toch ook eerst nog even heel goed lezen waar ik die persoon eigenlijk over wil spreken. *Ik kan zijn LinkedIn profiel wel even opzoeken. Oh hij ziet er heel anders uit dan ik dacht. Hij schrijft blogs, wat leuk, even lezen.* En het is zo weer een uur verder.

Mister Deadline tikt zachtjes op mijn schouder “Als je nu niet belt om een interviewafspraak te maken, komt het nooit meer goed.”Ik toets het nummer in. Dat gaat uiterst nauwkeurig, met een controle na ieder cijfer. Want ik wil absoluut niet het verkeerde nummer draaien om vervolgens nóg een keer te moeten bellen.

De telefoon gaat over. En nog een keer. Ik voel sterk de drang om op het rode knopje te drukken. *Ik kan toch veel beter een e-mail sturen?* En nog een keer tooooeeeet. *Pfjoew, lang genoeg gewacht, ik mag ophangen.*

“Goedemiddag, met…” *Ai, waar belde ik ook alweer voor? En namens welk bedrijf?* “Ja hallo met Lieke van Lieke Schrijft, maar ik bel nu eigenlijk voor X, want daar maak ik een personeelsblad voor en ik had uw naam gekregen van…”

Ik begin meteen te ratelen.

Uiteindelijk komt alles goed. Zoals altijd. En met een hartslag van 160 noteer ik de interviewafspraak in mijn agenda.

 

Aanval en verdediging

2016-05-05 17.34.04
G en ik zitten aan de bar in afwachting van pizza’s, kapsalons en ander voedzaams voor de vrijwilligers die zich de hele dag het schompes hebben gewerkt op het zeer succesvolle, zonnige Bevrijdingsfestival. We weten dat het lang kan duren, want toen ik belde klonk er een licht gestreste mededeling dat ik de bestelling op zijn vroegst over anderhalf uur kon komen halen.

Hangend op barkrukken voorzien we de handelingen van de vier mannen in de keuken van commentaar. Het gaat er nogal rommelig aan toe, met veel heen en weer geloop en bijna botsingen. “Zou er achter die deur een vrouw zitten voor de afwas”, vragen we ons af. “Zes handen aan één pizza is niet per se heel handig”, is een van onze conclusies. We bedoelen het niet gemeen, vragen niet waar onze bestelling blijft en nemen op ons gemak ook nog uitgebreid de dag door.

“Jullie zijn vuile lafaards. Wat denken jullie wel. Als ik doorheb dat jullie die mannen belachelijk aan het maken zijn, dan hebben zij dat heus ook wel door. Jullie moeten je schamen!” De vrouw naast ons aan de bar is erbij gaan staan. Haar vuisten ploffen op de bar. Ze loopt rood aan en er komt nog net geen stoom uit haar oren. “En dadelijk als de bestelling komt, doen jullie zeker poeslief. Dat is achterbaks en schandalig en -ze kijkt daarbij G aan- op uw leeftijd zou u beter moeten weten!”

Heel mooi en nobel dat ze het opneemt voor het personeel. Maar we vinden toch niet dat we deze uitbarsting verdiend hebben. “We wilden niemand beledigen”, probeer ik. “We waren de mannen niet belachelijk aan het maken, we waren gewoon een beetje aan het flauwekullen.” Dat helpt voor geen meter, want er barst meteen een nieuwe tirade los.

“Jij zit ons af te luisteren en luistert bovendien ook nog eens selectief, dat vind ik ook niet erg netjes”, probeert G. Dat werkt wel. De vrouw gaat zitten en zwijgt.

Een pizza heeft zelden zo goed gesmaakt.
2016-05-05 18.09.11

 

 

Held op sokken maakt haar punt

taart
Als zelfstandige moet je voor je eigen belangen durven opkomen. Wie mij kent, weet dat ik absoluut geen held ben op dit gebied. Maar er is niemand anders die het voor me doet. Niemand die vraagt of ik buikpijn of slapeloze nachten heb van een opdracht, niemand die vraagt wat ik eigenlijk nodig heb om mijn werk goed te kunnen doen. De leuke jongen uit de trein geeft natuurlijk bakken vol morele steun, maar mijn poot stijf houden, dat moet ik zelf doen.

Ondertussen is de hype van #ditzegjeniettegendebakker alweer over zijn hoogtepunt heen, maar de praktijk blijft helaas ongewijzigd. Jammer. Heel jammer.

‘Zes maanden geleden ben je bij me geweest om een opdracht te bespreken voor 2000 broden. Dat gaat nu spelen. Kun je morgen leveren?’

‘Betalen? Oh. Oké. Nou ja, ik dacht, dat broden bakken is toch een soort hobby hè? En we kennen elkaar viaviavia, dus…’

‘Gefeliciteerd, je mag gratis honderd taarten voor ons bakken. Ik kan je naam er wel bij zetten in de vitrine.’

‘Ja, ik weet dat broden bakken je specialiteit is, maar dat gaan we toch zelf doen. Je mag de broden wel snijden.’

In de afgelopen drie jaar, kwam er bijna maandelijks een dergelijk oneerbaar voorstel langs. Vaak zei ik er ‘ja’ op. In de veronderstelling dat het dé manier is om ook de grote, goed betaalde opdrachten met minder stressopwekkende deadlines binnen te halen. Oh verrassing. Zo werkte het meestal niet.

De mensen die proberen voor een dubbeltje op de eerste rang te zitten, zullen het zich lang niet altijd realiseren, maar het doet pijn om dit soort verzoeken te krijgen. Het betekent dat ik niet serieus word genomen en geen waardering krijg voor iets waar ik echt wel goed in ben. (Zo!)

In 2015 durfde ik het eindelijk aan om -met hartkloppingen en klamme handjes- mijn uurtarief te verhogen. Dat ging verrassend gemakkelijk, slechts één vaste opdrachtgever ging er niet in mee (en een ander heb ik niet gevraagd, wegens goed doel). Voor 2016 had ik me voorgenomen om vaker nee te zeggen op oneerbare voorstellen. Het eerste verzoek van het jaar om gratis teksten te schrijven heb ik ondertussen beleefd geweigerd. Met een klein beetje buikpijn, dat dan weer wel… want je weet maar nooit, als iemand mijn naam daar ziet staan…

Slechte moeder

De wachtkamer van de huisarts.
Hartverscheurend gehuil vanuit de behandelkamer.
Een oudere mevrouw gaat naast me zitten.
“Is de assistente er niet?”, vraagt ze.
“Die heeft vermoedelijk haar handen vol”, antwoord ik.
“Oh ja, ik hoor het.”

Tien minuten later komt mijn nichtje uit de behandelkamer.
Rode wangen, rode ogen, dikke tranen.
Ze rent op me af en klimt bij me op schoot.

De mevrouw naast me kijkt me vernietigend aan.
“Bent u niet mee naar binnen gegaan?!”
“Ze is mijn dochter niet”, antwoord ik.
“Dan kunt u toch ook mee naar binnen!”

Heel even voel ik mij een slechte moeder.
Dan komt mijn zusje uit de behandelkamer.

In theorie heb ik nooit stress

20151102_130543_resized
Ik sta niet bekend als iemand die snel in de stress schiet. In tegendeel. Ik las net de aanbevelingen op LinkedIn nog eens na om mijn ego een oppepper te geven en daar wordt het bevestigd: Lieke, die kan tien bordjes tegelijk draaiende houden, of tien ballen in de lucht.

“Ze werkt altijd aan meerdere opdrachten tegelijk en dat gaat haar goed af, zonder te stressen.”
“Een keiharde werker die soms vijf paar handen lijkt te hebben – hoe ze anders al haar activiteiten voor elkaar krijgt, zou me een raadsel zijn.”

Maar het lijkt of de magie is uitgewerkt. Ik raak een beetje verstrikt in mijn eigen hoofd. En daardoor ga ik dingen die helemaal niet zo belangrijk zijn steeds meer aandacht geven, tot ik lichtelijk in paniek raak en nergens anders meer aan kan denken dan aan alle dingen die ik nog moet en alle dingen die ik zo graag wil maar die er steeds niet van komen omdat ik eerst nog zo veel dingen moet.

Het ene moment zeur ik tegen mijn geliefden, het andere moment sluit ik me in mezelf op omdat ik er niemand mee wil lastig vallen, want het is toch eigenlijk juist fantastisch dat ik zo veel opdrachten heb. Beide ‘methodes’ werken niet en komen mijn gemoedsrust niet ten goede.

En zo kon het gebeuren dat ik laatst -in een heel gezellig eetcafé waar de leuke jongen uit de trein, een van zijn lievelingscollega’s en ikzelf net heerlijk hadden gegeten- in huilen uitbarstte. Een glas witte wijn in de hand.

En zo kon het ook gebeuren dat ik laatst midden in de nacht wakker lag omdat ik zeker wist dat we nooit meer gaan verhuizen en we voor eeuwig in deze langzaam aan te veel spullen ten onder gaande huurwoning blijven zitten. Toen ik eindelijk in slaap viel, droomde ik eerst dat de schimmel op de badkamer zich massaal had vermenigvuldigd en daarna dat we een hele lieve, roodharige hond in huis namen. (Een verklaring, iemand?).

Ik geloof dat het tijd is om de zaken anders aan te gaan pakken…

Bangerik

De theorie ken ik: brutale mensen hebben de halve wereld. Van de praktijk heb ik honderden voorbeelden gezien tijdens mijn jaar bij de klantenservice, tot aan vervalste bonnetjes van de kleermaker aan toe. Hele volksstammen verlaten dagelijks het warenhuis met cash of nieuwe kledingstukken waar ze strikt genomen geen recht op hebben. Toch blijf ik een ontzettende schijterd als ik zelf iets te klagen heb.

Nu voor de tweede keer achter elkaar een stuk gevulde brie bij het openen van de verpakking een ammoniaklucht vrijliet waar mijn schoenen van uitvielen, toog ik schoorvoetend -met het stinkstuk goed verpakt- naar de supermarkt.

“Goedemiddag. Ik ben normaal echt geen klagerd, maar het is al de tweede keer dat ik een oneetbaar stuk brie heb gekocht. Volgens de datum zou ie nog goed moeten zijn.”
“Wilt u een nieuw stuk?”
“Ik weet niet of ik dat nog durf, nu het al twee keer is mis gegaan. Zou ik misschien ook mijn geld terug kunnen krijgen?”
“Momentje, ik roep even mijn collega.”

Uiteindelijk verliet ik toch met een nieuw stuk brie de winkel. Een iets kleiner stuk dan dat ik had en met dezelfde houdbaarheidsdatum, namelijk morgen. De desbetreffende collega was niet zo van het geld teruggeven. Ik wilde en durfde er verder niet over te zeuren. Het voelde al als een overwinning dat ik überhaupt had geklaagd.

Ik heb thuis meteen een dikke plak afgesneden en op mijn brood gesmeerd. De kaas is op het randje…

Zal ik nog een keer terug gaan?

Waarschijnlijk niet.

Vroeg de struisvogel aan de bulldozer: “zullen we eens een kuil graven?”

We passen heel goed bij elkaar, de leuke jongen uit de trein en ik (uiteraard!). Hij is optimistischer dan ik, opgeruimder en rustiger. En hij is gewoon de allerliefste natuurlijk. Maar sommige eigenschappen delen we en dat is helemaal niet handig. We spelen in onze vrije tijd allebei voor struisvogel. En zo komt het dat we geen of (te) laat beslissingen nemen.

We bedenken niet waar we op vakantie gaan, waardoor we op het laatste moment een veel te dure reis boeken.

Niet waar we (gezamenlijk) voor sparen, waardoor veel dromen, dromen blijven.

Niet waar en wanneer het leven van nutteloze apparaten definitief eindigt, zodat een computer die niet meer opstart en een printer die niets meer uitdraait al jaren kostbare plek in ons toch al krappe huisje innemen. En dan heb ik het nog niet over twee enorme boxen die zelfs nog nooit zijn aangesloten en al jaren staan te stofhappen. Hier ergert de leuke jongen uit de trein zich overigens helemaal niet aan, dat doe ik alleen maar.

Niet waar we gaan wonen, waardoor we al jaren op een plek zitten die weliswaar perfect in het centrum van de stad ligt, dichtbij lieve vrienden en onze stamkroeg, maar waaraan we ook veel geld kwijt zijn en waarin we te weinig bergruimte hebben.

Niet of we kinderen willen, waardoor… ehm… Die kinderen, dat is echt een lastige. Tot drie jaar geleden wist ik zeker dat ik ze niet wilde. Maar sindsdien is een aantal zeer leuke exemplaren geboren in mijn omgeving. De meeste papa’s en mama’s zijn in mijn ogen een tikkeltje saai geworden, maar er zijn er ook een paar die bewijzen dat je met koter prima op vakantie kunt en al eens een festivalletje mee kunt pikken. Ik ben gaan twijfelen. Terwijl ik daar misschien helemaal geen tijd voor heb, want ik word binnenkort 35.

Het verschil tussen de leuke jongen uit de trein en ik, is dat ik ongelofelijk onrustig word van al het bovenstaande en vaak gefrustreerd raak. De leuke jongen uit de trein boeit het wat minder, hij gebruikt mijn motto ‘alles komt goed’ en ploft na zijn werk moe op de bank. Hij heeft het ontzettend druk op zijn werk en wil daarnaast “even” nergens meer over nadenken.

Als het alleen om ik, mezelf en mijn carrière gaat, ben ik eerder een bulldozer dan een struisvogel. Op het laatste moment pas mijn omzetbelasting doorgeven. Bonnetjes en facturen laten slingeren. Papieren opstapelen in mapjes voordat ze in de juiste klapper belanden. Mijn digitale agenda verwaarlozen. Dat soort dingen. Het besluit om het anders te doen, neem ik regelmatig, maar ja…

Heel soms neem ik impulsief en ondemocratisch een besluit (ik ben af en toe een slecht vriendinnetje) dat ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Met mijn zusje mee gaan naar Benin was er daar één van.

Vandaag hakte ik een hele andere knoop door. Vanaf volgende week komt er een poetsvrouw 🙂

Lang leve de poetsvrouw. Straks ziet mijn bureau er vast net zo netjes uit als deze van een Beninese schooldirecteur.

Lang leve de poetsvrouw. Misschien ziet mijn thuiswerkplek er straks net zo netjes uit als het kantoor van deze Beninese schooldirecteur.